Naar mijn weten bestaan er iets meer dan 300 soorten knoflook in de wereld, onder te verdelen in twee subspecies: de witte knoflook, de meest gebruikte, en de roze knoflook, delicater qua smaak.
Knoflook is heel gezond. Rijk aan vitaminen en mineralen, deze kruid heeft ook geneeskrachtige eigenschappen: het is antisepticum, hypotensief, met een antisclerotische werking, digestief, diuretisch… Niets voor niets wordt in Italië gezegd: “aglio, elisir di lunga vita”, elixer voor een langer leven.
Ik vrees dat wie lekker kookt niet echt onder de indruk is van zoveel therapeutische kwaliteiten. Een (goede) kok moet voeden en zorgen voor lekkere smaken. Knoflook is de smaakmaker par excellence in de keuken en kan bijzondere essences aan een gerecht brengen. Mits met mate en goed gebruikt is, anders verpest zijn doordringende smaak en geur niet alleen je adem- en lichaamsgeur, maar het hele gerecht.
Koken is onder andere voorspellen wat er met een bepaald ingrediënt gaat gebeuren. Goed koken is ook een smaak niet te misbruiken voor het gemak. Je moet knoflook niet willekeurig gebruiken, je kunt ook zonder koken. Maar als je het gebruikt, zorg dat zijn voorziening perfect in evenwicht is met het hele gerecht.
Ik gebruik liever jonge, verse knoflook, dit is zachter en sappiger, met een frisse aroma en een aangename retrosmaak. Omdat het hoe fijner gesneden/geperst, hoe sterker zijn smaak is, laat ik soms het teentje in z’n geheel en met zijn “jasje” platgedrukt in de olie fruiten, om alleen zijn nuances te laten raden.
Ik zorg wel altijd dat het “hart” van het knoflook verwijderd wordt, het is beter verteerbaar. En soms, afhankelijk van de bereiding (een pestotje, een aiolisaus…), laat ik een mooie bol voor 24 uur in melk fuseren om zijn smaak te verzachten.
Oh ja, iets anders… Wist je dat knoflook ook een afrodisiacum is?