Elke keer als ik mijn specerijenpotjes open, ga ik diep ademen en word blij als ik de kaneelstokken ruik en zie. Hun gerolde vorm, de warme bruingele kleur en de geur stimuleren mijn kookfantasie. Ik denk meteen aan een paar snufjes kaneel op een appeltaart of in de notenkoekjes, mijn slagroomijs gekleurd met verse geraspte kaneelpoeder, de stokjes die in de vin brulè zweven, het exotische accent in een runderstoofschotel…
Er zijn zo veel combinaties mogelijk: ik gebruik een gebroken kaneelstok om de suiker te aromatiseren maar ook om een extra dimensie aan de zout & peper mix te geven; in de winter versterkt de smaak van kaneel de chocolademelk of een heerlijke pudding. In de lente geeft een puntje kaneel meer scherpte aan de gewokte groenten of aan een zelfgemaakte bouillon.
Het plezier in het koken zit ook achter een aroma, een geur, een wolkje stoom…
Kaneel is de gedroogde, binnenste bast van een boom, oorspronkelijk uit Celyon en dat kan je in stokken of in poedervorm gebruiken. De beste kwaliteit wordt nog steeds in Sri Lanka geproduceerd, de Cinnamomum zeylanicum, en de smaak is zachter, zoeter en aromatischer dan de ‘Cassia’, een andere kaneelsoort maar minder verfijnd in smaak, die vooral in poedervorm wordt verkocht. De Cassia wordt in China, Vietnam, Sumatra en in Indonesia geproduceerd.
Kaneel heeft ook een medicinale toepassing: het is antiseptisch, stimuleert de klieren, wordt gebruikt om maagklachten te verzachten, geeft warmte en is dus geschikt bij verkoudheid, griep en keelpijn. Kaneel verlaagt ook de cholesterol.
Je kan de stokken ook buiten de keuken gebruiken: een paar in de kast geven bijvoorbeeld een lekkere geur aan jouw linnengoed. Wist je trouwens dat kaneelstokken vast geknoopt met een lint op een cadeau geluk brengen?